Enkel / Voet

De voet is het lichaamsdeel waarop het hele lichaam steunt en waarmee men zich kan voortbewegen. Het is een beweeglijk geheel van 26 botten die via 33 gewrichten, 107 gewrichtsbanden en 19 spieren stevig met elkaar zijn verbonden.

Vanwege de complexiteit van de bewegingen, het veranderende gewicht, de impact van het lopen maar ook andere omstandigheden zoals ziekten (bijvoorbeeld diabetes), zijn voeten onderhevig aan klachten.

Enkelklachten

Verstuikingen (verzwikking, verrekking) en enkelbandletsel behoren tot de meest voorkomende letsels. Op basis van cijfers van vergelijkbare landen, lopen in Nederland jaarlijks naar schatting 680.000 mensen een enkelblessure op.

In 85% van de gevallen raken hierbij de buitenste enkelbanden beschadigd.

Oorzaken:

De enkelbanden kunnen uitgerekt of zelfs gescheurd zijn door het verdraaien van de voet, waarbij de enkel al dan niet aan externe krachten is blootgesteld. We zien dergelijk letsel vaak tijdens het sporten. Het betreft dan meestal acuut enkelletsel. Maar liefst 15 tot 20% van alle sportblessures valt in deze categorie. Sporten waarbij vaak snel van richting moet worden veranderd, veel wordt gesprongen en er direct contact is met tegenspelers, zijn zeer riskant voor de enkelbanden.

Met name voetbal, basketbal en volleybal zijn risicovol als het gaat om het optreden van acuut enkelletsel. Daarna is er een verhoogd risico op vervolgblessures, vooral bij sporters. Ongeveer een derde van de patiënten heeft binnen 3 jaar opnieuw een enkelblessure; bij sporters kan dit tot wel 73% oplopen. In een latere fase zien we veel klachten over licht doorzakken van de enkel, pijn tijdens het lopen en rennen, lichte zwelling en lichte instabiliteit van de enkel.

Vormen van Enkelbandletsel 

Bij letsel aan de bovenste enkelbanden betreft het in 85% van de gevallen de laterale banden, waarbij de voorste laterale banden het vaakst worden beschadigd. Er kan ook sprake zijn van letsel aan de onderzijde van de enkel. Hoewel geïsoleerd letsel aan het onderste deel van de enkel niet vaak voorkomt, blijkt uit schattingen dat 10% van de patiënten met een chronische laterale instabiliteit van het bovenste deel van de enkel ook lijdt aan instabiliteit van het onderste deel.

De ernst van enkelbandletsel en de symptomen

De ernst van enkelbandletsel word aangeduid in 3 gradaties:

Niveau I (licht):

Uitgerekte enkelbanden zonder zichtbare scheuring, lichte zwelling en/of gevoeligheid van de beschadigde structuren. Geen of minimaal functieverlies, gewoonlijk geen inwendige bloedingen, geen mechanische enkelinstabiliteit, geen belastingsproblemen.

Niveau II (matig):

Deels zichtbare scheuring met matige pijn, zwelling en gevoeligheid van de beschadigde structuren. Lichte tot matige functiebeperking en lichte tot matige enkelinstabiliteit; vaak inwendige bloedingen en problemen bij het belasten van de enkel.

Niveau III (ernstig):

Volledig afgescheurde enkelband met een aanzienlijke zwelling, bloeduitstorting en veel pijn. Functieverlies van de enkel en duidelijk afwijkende enkelbewegingen en instabiliteit, inwendige bloeding, niet mogelijk om de enkel te belasten.

Diagnose

De arts onderzoekt eerst de voet op bewegingsbeperkingen, warme plekken, zwelling, roodheid, uitstekende botten enz. Tijdens deze consultatie wordt besproken hoe men het letsel heeft opgelopen, waar het pijn doet en of er in dit gebied sprake is van eerdere blessures of aandoeningen. Op basis van de bevindingen kunnen verdere onderzoeken, zoals een röntgenfoto of CT-scan, worden gedaan.

Tegenwoordig wordt er bij enkelbandletsel meestal gekozen voor een vroegtijdige functionele mobilisatiebehandeling. Dit omvat ook het opvolgen van de BRICE-regel: bescherming, rust, ijs (koelen), compressie (drukverband), elevatie (hoog leggen), direct na het optreden van het letsel. Na 48 tot 72 uur kan worden overgegaan op licht onbelast bewegen om de beweeglijkheid en spierkracht te herstellen.

Na het wegtrekken van de zwelling wordt het enkelgewricht gestabiliseerd met een orthese en wordt deze in de loop van 2 tot 4 weken steeds meer belast. Daarbij is het volgen van sensomotorische training wenselijk en deze moet zo vroeg mogelijk worden gestart – meestal na 3 tot 4 weken.

Wel of niet opereren?

Uit een uitgebreid onderzoek, waarin immobilisatie werd vergeleken met vroegtijdige functionele behandeling, blijkt dat met een vroegtijdige functionele behandeling veel betere resultaten worden geboekt dan met langdurige immobilisatie:

 

  • Op de langere termijn zijn meer patiënten in staat om de sport waarbij zij de blessure hebben opgelopen, weer op te pakken.
  • Het sporten kan sneller worden hervat
  • Patiënten hervatten sneller hun normale werkzaamheden
  • Op de korte termijn hebben patiënten minder last van aanhoudende zwelling
  • Op röntgenfoto's is er bij minder patiënten een mechanische enkelinstabiliteit zichtbaar
  • Patiënten zijn over de hele lijn tevredener over de behandeling